uitgelicht

Door Patrick Berben

De haar/kleikap van de Karamojong (Uganda) en andere volkeren van Oost-Afrika

Dit artikel verscheen in Tribale Kunst, jaargang 13 zomer 2025, nr.2

Sedert 1981 heb ik meerdere expedities ondernomen richting Kenia, Uganda, Zuid-Soedan en Ethiopië. Hierbij lag de focus op de studie en het verzamelen van voorwerpen uit de materiële cultuur van de nomadische veehouders uit deze regio. Hierbij is mijn bijzondere belangstelling uitgegaan naar een typisch hoofddeksel van deze nomaden, in de vorm van een al dan niet afneembare “ haar/kleikap “ voorzien van kleur en veders. De benaming “ haar/kleikap “ wordt gebezigd wanneer het gaat om een haarkap die tevens voorzien is van kleibedekking. Anders wordt eerder het woord “ haarkap “ gebruikt. Haar/kleikappen, gedragen door mannen, komen voor in een grote regio van Oost-Afrika, meer bepaald tussen Noord-Uganda en Zuid-Ethiopië, en is een typisch kenmerk van onder meer de Karamojong, Turkana, Pokot,  Nyangatom, Bashada, Hamar, Kara, Daasanech, allen in hoofdzaak semi-nomadische herdersvolkeren. 

In dit artikel gaat het vooral over de omvangrijke en afneembare haar/kleikap van de Karamojong van Uganda, de “ etimat “, door de naburige Jie en Turkana ook “ emedot “ genoemd. De afneembare haar/kleikap is van eerder recente datum, te situeren vanaf de jaren 1970, want voordien waren de haarkappen meestal ingeweven in het hoofdhaar en reikten deze massale “ haar-zakken “, in het ngaKarimoja “ pelekwa “ geheten, via de rug vaak tot op de lenden. Soms was zo’n haarkap versierd met een boog van giraffenhaar met aan het einde een dikke pompon van struisvogelharen. Ook de Turkana kenden zulke omvangrijke vastzittende haarkappen. Vintage kaarten en foto’s getuigen van deze praktijk. 

Dat deze omvangrijke haardracht verdwenen is komt op het conto van de toenmalige Ugandese dictator/president Idi Amin (1971-1979) en zijn opvolger Obote (1980-1985), die de nomadische Karamojong en de omliggende volkeren wilden “ beschaven “. Diverse uitingen van hun traditionele cultuur werden verboden, o.m. het dragen van traditionele kledij en van een ingeweven haarkap.

Afbeelding 1: Cover van het standaardwerk MARAKWET & TURKANA door Günter Best. Een Turkana man met een op het haar uitgestreken kleikap, voorzien – naar aloude traditie – van een boog in giraffenstaart met pompon.  
Afbeelding 2. Twee modellen van haar/kleikap, typisch voor Karamojong/Turkana.
Links een man met ingeweven stijve ” haarzak “, met okerkleurige klei bedekt. De middelste man heeft een geëlaboreerde kleikap met voor- en achterstuk voorzien van een reeks vederhouders. De man R lijkt een afneembare haar/kleikap met vederhouders te dragen.  

Dit heeft aanleiding gegeven tot verzet vanwege de Karamojong én tot bloedige militaire interventies van de kant van de overheid. De Karamojong kwamen in die periode, de jaren 1970 en begin jaren 1980 dus, in een negatieve spiraal terecht door de vervolging vanwege de overheid maar ook door diverse droogtes die het aantal stuks vee decimeerden en het maatschappelijk en cultureel leven ontwrichtten. Men kan daarom spreken van een breuk in de geschiedenis van de Karamojong die echter vanaf midden de jaren 1980 de draad van hun traditionele leven terug oppikten maar nooit meer de tradities van voorheen konden herstellen. 
Het verbod op het dragen van een ingeweven haarkap werd dus fysiek afgedwongen door de overheid. Er volgden razzia’s en er zijn verhalen van Karamojong die door de militairen werden gescalpeerd omdat zij nog zulke hoofdtooi droegen. Vrouwen moesten hun lederen kledij verbranden en hun kralen en versieringen werden verbrijzeld. Het bloedbad van 18 maart 1975 leeft nog steeds in de herinnering van de Karamojong : toen werden in Nawaikorot een tweehonderdtal Karamojong doodgeschoten door de militairen van Idi Amin, tijdens een meeting waarbij de Karamojong het recht op traditionele kledij kwamen opeisen.

“ Operation dress up “ van Idi Amin

Dit alles kaderde dus in “ Operation dress up “ van Idi Amin, een actie van de overheid om het dragen van moderne kleren aan de Karamojong op te leggen. Dat dit bevel als dramatisch en onuitvoerbaar werd ervaren door de Karamojong komt niet alleen voort uit hun eeuwenlange tradities. In het bijzonder wordt “ontkleden” of “akilur“ in het ngaKarimojong, geassocieerd met de dood, verwijzend naar het moment waarop men een overledene inderdaad van zijn traditionele kledij ontdoet, een onderdeel van het begrafenisritueel. Het ontkleden door Idi Amin werd daarom als schokkend en onaanvaardbaar ervaren en verklaarde het heftig verzet.

Uiteraard trachtte de lokale bevolking het verbod te omzeilen, met name door de aanmaak van afneembare haar/kleikappen, geïnspireerd op de oude modellen. In feite bestond zulk afneembaar hoofddeksel uit twee delen, verwerkt op een hol frame van ijzerdraad : vooraan een gestileerd hoofd van een rund op basis van gekleurde klei, vaak versierd met glaskralen, en  achteraan een hol volume vervaardigd van ingevlochten mensenhaar gefixeerd op het frame. In het voorste gedeelte kon men het hoofd steken, als een soort opzetmasker. Deze afneembare haar/kleikappen werden ingevolge het verbod stiekem gedragen tijdens rituele aangelegenheden en ook in meer afgelegen streken, waar er minder controle van de overheid was.

Afbeelding 3. Schitterende foto van (waarschijnlijk)  Karamojong, gelet op de tweebenige neksteun. Zij zijn voorzien van een volle ingevlochten stijve haarkap achteraan
en de man rechts heeft ook een kleistructuur aan de voorkant.

De praktijk van het dragen van een haarkap; de etimat
De praktijk van het dragen van een haarkap was echter  aangetast door de jarenlange drastische interventie van de overheid en nam met de tijd in belang af. Heden ten dage is de “ etimat “ voor de jeugd slechts een vage herinnering en heeft bij rituele aangelegenheden een hoge kleurrijke hoed de oude haarkap vervangen … 
In 1998 ben ik samen met dr. Gustaaf Verswijver, hoofd van de afdeling  Etnografie van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika (Tervuren) naar het gebied van de Karamojong in Oost-Uganda getrokken om na te gaan in welke mate er nog sporen zouden zijn van de “ etimat “ en om dit fenomeen te documenteren. Het werd een tegenvaller, in die zin dat nauwelijks nog een degelijke afgewerkte haar/kleikap kon worden getraceerd.
Slechts enkele oudere mannen bezaten nog een eerder rudimentair exemplaar en kenden nog de techniek om deze te maken en af te werken, o.m. door het aanbrengen van kleur. Het dragen van de al dan niet afneembare “ etimat “ was eind jaren 1990 dus een fenomeen dat zo goed als verdwenen was.
Even terugspoelen. Tijdens mijn expedities naar Kenya vanaf 1981 kwam ik in 1995 in de gereputeerde kunstgalerij Watatu in Nairobi gelegen achter het Stanleyhotel, oog in oog te staan met een mooi afgewerkte haar/kleikap van de Karamojong en ik heb deze toen aangeschaft en gekoesterd als een zeldzaamheid.  Enkele jaren later heb ik in dezelfde galerij en ook in galerij Grüsenmeyer op de Zavel in Brussel nog een exemplaar van dezelfde makelij en kwaliteit kunnen vinden.
De enige mij bekende vergelijkbare afneembare haar/kleikappen bevinden zich in het Brooklyn Museum in New York (verworven in 1996), in de collectie van het (vroegere) Musée Dapper in Parijs, in het Brighton & Hove Museum in Brighton (1993), in het Fowler Museum of Cultural History van de University of California (UCLA 1994) en in het Museé des Confluences (donation Antoine de Galbert) van Lyon. Op BRAFA 2013 werd dit type van etimat aangeboden. Opvallend is dat deze exemplaren, en ook de mijne, qua design erg op elkaar lijken en dus hoogstwaarschijnlijk door dezelfde hand of in hetzelfde gebied zijn gemaakt, m.n. door gespecialiseerde Karamojong in de omgeving van Moroto in de jaren 1970.
Ons onderzoek heeft uitgewezen dat deze exemplaren mogelijks eind jaren 1970, toen er jacht gemaakt werd op de Karamojong en hun tradities, in de handen zijn terechtgekomen van ene John Wilson, een excentrieke Engelse landbouwdeskundige, werkzaam in Moroto, de hoofdplaats van het Karamojong gebied.

Afbeelding 4. Tekening uit “Discovery of lakes Rudolf … ” van auteur Avron, gepubliceerd als reisverslag  van het wedervaren van ontdekkingsreiziger Teleki in de jaren 1887/88 in Oost-Afrika. De tekening heeft als bijschrift ” Turkana warrior 1988 “, en is een vroege getuigenis van het verschijnsel “klei/haarkap “. Opvallend en typisch zijn voorts de lip- en neusplug, de oorringen, het polsmes, de vliegenmepper/armband, elementen die ook nu nog gedragen worden.

Het staat vast dat hij tijdens de Idi Amin periode Karamojong cultuurstukken verzamelde en hiermee later in het niet zover afgelegen Kitale (Kenya) een klein museum uitbouwde. Ik heb hem aldaar bezocht. Na zijn dood in 2019 heeft men zijn verzameling terug overgebracht naar Moroto (Uganda) om aldaar een lokaal Karamojong museum uit te bouwen. Waarschijnlijk heeft hij enkele verzamelde kleikappen aangeboden aan de befaamde galerij in Nairobi en zijn zij vandaaruit verspreid geraakt. 
Zelden of nooit wordt nog een (degelijke) haar/kleikap aangeboden op veilingen of in de handel. Wat wel te koop komt is vaak van mindere kwaliteit of van kleinere omvang, afkomstig van andere omliggende volkeren zoals de Pokot en de Turkana.
De Pokot en de Turkana, en ook andere Omo-volkeren, dragen wel nog steeds kleine, in het haar vastgeklitte haar/kleikappen, die de ronding van het hoofd volgen en mooi versierd zijn met kleur en veders. Deze kunnen echter niet zonder schade worden verwijderd en komen dus niet in de handel. 
Zulke vaste kleine haar/kleikappen, die door specialisten worden aangebracht op het hoofdhaar en van kleuren en veders voorzien, zijn dus nog steeds vaste praktijk in de regio.
Hiervoor wordt een gekartelde spatel gebruikt die de gekrulde haren loswrikt en waarmee men ook de klei aanbrengt en eventueel ook lijnpatronen in de klei.  Doorgaans bestaat zulke haar/kleikap uit een klein voorstuk op het voorhoofd en een groter rond achterstuk op het achterhoofd, gescheiden door een band van afgeschoren haar. Dit is echter niet meer te vergelijken met de enorme  “ haarzakken “ zoals de eerste westerse bezoekers die aantroffen in het begin van de twintigste eeuw en ook niet met de latere volumineuze afneembare haar/kleikappen. 
Oudere of kale mannen mogen echter een afneembare vervang-kleikap dragen in de vorm van een “ muts “ (een “ atokot “) waarop met stof, veders en soms ook klei de elementen van een échte haar/kleikap worden nagebootst. De achterste helft is dan bekleed met kleine witte veders, vaak van een pelikaan, en op de voorste helft is een gestileerd hoofd van een rund afgebeeld, met de horens in rode stof. Bovenaan zijn vederhouders aangebracht in geweven koperdraad. 
Er is uiteraard een verband tussen enerzijds het feit dat deze nomaden bijzondere zorg besteden aan hun  kapsel en anderzijds dat zij voorzien zijn van een houten neksteun, met een verschillend design, naargelang volk en regio. De neksteun voorkomt immers dat het kapsel of de haar/kleikap wordt beschadigd wanneer men slaapt of wanneer een liggende houding wordt aangenomen.

Afbeelding 5. Een lange platte en afhangende haarzak met een boog van giraffenhaar bij de drie mannen links. De man re. heeft een gewone haar/kleikap. Uit TKC 2014, nr. 2, p. 1; begin 20ste eeuw.
Aan de hand van het speciaal type van neksteun (chumapirit genaamd) kan men concluderen dat dit waarschijnlijk Pokot zijn, mogelijks uit ZO Uganda.

De traditie van de haar/kleikap is een traditie die terug gaat op een praktijk van de Turkana en de Nyangatom en later door de naburige volkeren is overgenomen. De gegeerde grijsblauwe klei is afkomstig uit de kleigroeven in de N.O. Turkana regio. De kleurencombinaties geven aanduidingen over de persoon : leeftijdsklasse, clan, reputatie. De Daasanech hanteren vaak felle kleuren als rood en geel. Een witte kleur wordt soms als magisch gezien omdat het de drager onzichtbaar zou maken voor de vijand. 
Meestal wordt een haar/kleikap voorzien van houders uit been of hout of gevlochten koperdraad waarin veders of vederpompons worden gestoken. De vorm van het klei-patroon en de kleur van de klei of van de veders zijn vol betekenis : het behoren tot bijvoorbeeld een generatie-set of de levensfase waarin men vertoeft of de faam die men heeft opgebouwd worden erdoor weerspiegeld. In de Turkana-gemeenschap bijvoorbeeld, die traditioneel is opgebouwd uit twee maatschappelijk relevante “ moities ”  (helften) – men behoort tot de ene of de andere helft – is de groep mannen van de Ngirisae-moity (= Luipaarden) herkenbaar aan de witte pompon en die van de  Ngimor-moity (= Stenen) aan een  zwarte vederbol.
De haar/kleikap is het voorrecht van de geïnitieerde mannen en het aanbrengen van een vaste kleikap kadert doorgaans in een initiatieritueel van jonge mannen. Bij de Daasanech is er bijvoorbeeld een specifiek “ kapsel-ceremonie “ waarbij de geïnitieerde jongere ook gerechtigd wordt de typische neksteun te dragen, die hij ontvangt van iemand van de oudere generatie die zich over hem ontfermt. Een ingewerkt kleikapsel is uiteraard onderhevig aan slijtage en beschadiging en houdt slechts enkele maanden stand, waarna het weer wordt bijgewerkt.

De kleurrijke haar/kleikappen van de jonge mannen, met hun wuivende veders, zijn ook een element van trots en schoonheid en maken in de zin een verleidende indruk op de meisjes. Haar/kleikappen geven dus duidelijke boodschappen mee.
O tempora, o mores : intussen is de traditie van de afneembare “ etimat “ ver weg en dragen de Karamojong bij ceremonies … een flashy hoge kleurrijke vilten of strooien hoed.

De traditie van de afneembare “ etimat “ is ver weg. De Karamojong dragen bij ceremonies … een flashy hoge kleurrijke vilten of strooien hoed.

Patrick BERBEN
berben.patrick@hotmail.com

Copyright tekst en veldfoto’s.

Patrick BERBEN is lid van onze vereniging, ere-advocaat en sociaal-cultureel antropoloog (K.U.Leuven).
Hij verrichtte sedert 1981 veldwerk bij de vee-nomaden in Oost-Afrika en bij diverse indianenvolkeren langs de Xingu-stroom (Amazone, Brazilië).

Literatuur

BERBEN P. (2024). De nomaden van Oost-Afrika. In : Tribale Kunst, 2024 – 3.

BERBEN P. (2014). Etimats (haircaps) van de Karamoja. In : Tribale Kunst, 2014 – 3.

BEST G. (1993). Marakwet & Turkana. Frankfurt : Museum für Völkerkunde.

VAN WOLPUTTE S. & VERSWIJVER G. (2004). At the fringes of modernity, “Amin undressed us“. In : African Pastorlists Studies vol. II, Tervuren : K.M.M.A. .

VERSWIJVER G. (2010). Removable Hair Caps of Karamoja (Uganda); In : African Arts, vol.43(4) : 60-71. UCLA

VERSWIJVER G., et al. (2008). OMO Herders en design. Tervuren  K.M.M.A..