Auteur: Martin Lagrain
Bij mijn bezoek aan de laatste editie van de Civilisations in Brussel stuitte ik in een bekende galerie op dit fluitje van de Vili. Het bestaat uit een antilopenhoorntje, het eigenlijke fluitje, met bovenop een miniatuur sculptuur. De top van de hoorn is doorboord, evenals het miniatuur. Met een rafiatouw door de geboorde openingen werden de hoorn en de sculptuur aan elkaar vast gemaakt. De meeste van deze fluitjes zijn verzameld door Zweedse missionarissen eind 19-de, begin 20-ste eeuw. Zij waren immers de eersten die in die streek gewerkt hebben. Ik was al lang op zoek naar een dergelijk fluitje en kon het voor een redelijke prijs kopen.
Een fetisj voor de jacht?
Deze fluitjes zijn vrij zeldzaam. Ze komen uit de streek van de Bas-Congo, vroeger ook Neder-Congo, Neder-Zaire en Centraal Congo genoemd, grosso modo het grensgebied met Angola waar de Bwende, de Sundi, de Kongo, de Yombe, de Vili en de Woyo wonen. Ze werden lange tijd beschreven als jagersfluitjes, omdat jagers ze gebruikten om met elkaar te communiceren tijdens de jacht. Maar dit dekt niet de hele lading. De fluitjes werden gebruikt in de nkisi-cultus. De nganga nkiba (de ‘medicijnman’) floot er op om de aandacht te trekken van de geest van de voorouder aan wie hij een gunst wilde vragen. Enkel mannen die geïnitieerd waren in de nkisi-cultus mochten het fluitje gebruiken en dat waren uitsluitend de nganga en de dorpschefs.
Het gebruik.
De hoorn is van de gazelle, een kleinere antilopensoort. Als ze afkomstig zijn van de nsia antiloop (Sylvicania) worden ze nsiba genoemd, indien ze van andere soorten zoals de nsiba of de nsuma (Cephalophus) komen, heten ze nbambi. De horentjes zijn recht. Binnenin zit een kleine lading die doorboord is om het fluiten toe te laten. Aan het hoorntje werd een lading of een kleine sculptuur vastgemaakt.
De miniatuurtjes kunnen antropomorf, zoömorf of non-figuratief zijn. Waarschijnlijk verwijst het sculptuurtje naar de aard van de gunst die men van de voorouder wilde bekomen. Dit kon zeer uiteenlopend zijn: bescherming bij de jacht of tegen ziekte, bevorderen van de fertiliteit, onsterfelijkheid in tijden van oorlog, neutralisatie van de activiteiten van heksen enz. Er is een verhaal opgetekend door de Zweedse missionaris Börisson over een nganga die na contact met een voorouder in een trancetoestand kwam en in staat was om bij een officier met zijn mond de kogels uit een wonde te zuigen.
De nkisi cultus.
Na de dood wordt de geest van de overledene opgenomen in de wereld van de voorouders. Van daaruit kan hij gebeurtenissen op aarde beïnvloeden, zowel negatief als positief. De geest wordt ‘un génie’ genoemd en zwerft rond in de oerwouden, op de velden, in de rivieren en de dorpen. Het komt er dus op aan hem gunstig te stemmen door op tijd en stond gebeden en offers te brengen. Daarvoor is een contactmedium nodig tussen de levenden en de voorouders, en dat is de nkisi. Er bestaan vele soorten nkisi (mv. minkisi). De bekendste zijn zonder twijfel de nagelfetisjen, de nkisi nkondi. De fluitjes zijn dus ook minkisi, en ze krijgen een naam afhankelijk van de voorouder op wie een beroep wordt gedaan en van het doel waarvoor ze gebruikt worden. Zo kennen we de nkisi Mpodi, nkisi Nkondi, nkisi Mbenza… De drager van de nkisi wordt beschouwd als een kind (afstammeling) van de nkisi in kwestie. Hij doet beroep op ‘zijn’ voorouder in specifieke kwesties zoals bescherming of het krijgen van bovennatuurlijke krachten.
Verschillende soorten sculpturen
Zoals gezegd bestaan er antropomorfe, zoömorfe en non-figuratieve figuurtjes. Waarschijnlijk was hun betekenis verschillend, maar de informatie hierover is beperkt en dikwijls onzeker.
De antropomorfe figuren kunnen man, vrouw, vrouw met kind of een koppel zijn. Er zijn ook zeldzame exemplaren die een masker voorstellen. Ze worden nkisi Mpodi of nkisi Nkondi genoemd. De nkisi Mpodi is meestal een mannelijke figuur en is in staat om de nganga de kracht te geven, zoals het uitzuigen van kogels uit een wond. De nkisi Nkondi daarentegen is meestal een vrouw of vrouw-met-kind figuur. De bekendste nkisi Nkondi zijn natuurlijk de nagelfetisjen waarmee een soort pakt werd gesloten om een bepaald doel te bereiken. De nkisi Nkondi van de fluitjes diende daarentegen om heksen te verjagen die ziekten veroorzaken. Het is een magisch instrument om te jagen op de belagers van kinderen, een spirituele jacht als het ware. De afbeeldingen van koppels dienden ter bevordering van de vruchtbaarheid.
De zoömorfe figuren stellen meestal een aap, een hond, een antiloop, een geit of een vogel voor. De nkisi met de antiloop werd o.a. gebruikt wanneer men vermoedde dat iemand in de macht van een heks was geraakt. Antiloop, hond en vogel worden nkisi Nfimbu genoemd en beschermden tijdens de jacht. Het is bekend dat de Bwende hondenvlees aten en hun naam zou hiervan zijn afgeleid. Soms werden deze nkisi ook meegenomen op reis. Ook sculpturen van vogels kunnen meerdere functies hebben: hulp bij de jacht, het opsporen van heksen en het controleren van de regen.
De non-figuratieve fluitjes zijn versierd met geometrische figuren. Soms is er een miniatuur van een trommel of een bel aan vastgemaakt. Ze werden waarschijnlijk gebruikt als beschermers tegen ziekte.
Literatuur
In Arts d’Afrique Noire nr. 9 uit 1974 verscheen een uitgebreid dossier over de fluitjes van de hand van Bertil Söderberg, ‘Les sifflets sculptés du Bas-Congo’, p. 25-44.
Les Sifflets Bakongo, Alain Lecomte, Raoul Lehuard, Bertil Söderberg, 2013. Editions A. Lecomte.