Wat is er aan de hand met etnografische musea?
Auteur: Martin Lagrain
Dit artikel is eerder gepubliceerd in Tribale Kunst, Jaargang 12, nummer 2, pag. 26-31.
Etnologie en etnografie hebben mij altijd al geïnteresseerd, van kindsbeen af. De geschiedenis, kunst, leefgewoonten van verre volkeren hebben mij altijd gefascineerd en in de etnografische musea kon je daar van alles over zien en leren. Er waren boeken van ontdekkingsreizigers en missionarissen, films en documentaires en er werd ons regelmatig van op de kansel om bijdragen gevraagd. De berichtgeving was uitsluitend positief, een verhaal van beschaving en ontwikkeling. Later heb ik dan zelf een aantal jaren in Afrika gewerkt als arts
en nadien ben ik intensief begonnen te lezen en verzamelen rond de Afrikaanse geschiedenis en etnografie. Die geschiedenis bleek niet altijd even netjes! Kritische stemmen staken de kop op. Vandaag lijkt het of het narratief volledig naar de andere richting is doorgeslagen.
(Foto: TAC op bezoek bij het Missiemuseum Steyl, 2023)
In Tribal Art nr. 2 – 2024 lezen we op bladzijde 28:
Colonial Inheritance Amsterdam
……… These are (or were) the Tropenmuseum in Amsterdam, the Afrika Museum in Berg en Dal, the Museum Volkenkunde in Leiden, and the Wereldmuseum in Rotterdam. This joining of forces includes the adoption of a new shared logo and is part of a project that has been underway for several years now, largely at the Tropenmuseum, to decolonize its collection……..
…….. based upon the idea that colonialism is not relegated to the past…….
…….. Some 500 objects are on display, including artifacts, films and videos, interactive installations, photographs, modern and contemporary paintings, and artworks created especially for the exhibition……
Een totale ommekeer.
De laatste jaren zien we een complete verandering in de benadering van de onderwerpen door de etnografische musea. Dit beantwoordt natuurlijk aan een even grote inhoudelijke ommekeer in het beleid. Waar de musea een plaats waren waar je kon kennis maken met vreemde (lees: onbekende) volkeren, hun geschiedenis, cultuur, kunst, gebruiksvoorwerpen en nog zoveel meer, zijn het nu plaatsen geworden voor maatschappelijke discussie over de slavernij, het koloniale tijdperk (in elk geval de negatieve kanten ervan), en de ‘woke’ onderwerpen zoals taboes in taalgebruik. De onderliggende idee is dat er een collectieve verantwoordelijkheid bestaat voor de slavenhandel en voor de misdadige uitwassen tijdens het koloniaal tijdperk en dat er compensatie moet worden betaald en kunst teruggegeven aan de landen van herkomst. Dit weerspiegelt zich in de tentoonstellingen. We zien niet langer oude, etnografische kunstvoorwerpen, maar moderne Afrikaanse kunst met blitse foto’s, video’s en installaties en tentoonstellingen rond de bovengenoemde thema’s. Het heet dan de-kolonisering van de collecties. Is dit allemaal terecht?
Zijn wij collectief verantwoordelijk?
Er wordt een collectief schuldgevoel gecreëerd, we zijn immers met z’n allen verantwoordelijk voor wat er allemaal is gebeurd in het koloniale tijdperk! Erger nog, wij zijn zelfs collectief de oorzaak van alles wat daar vandaag nog misloopt.
Natuurlijk waren slavenhandel en plundering van grondstoffen misdadig. Toch mis ik in dit debat elke nuancering. Ik zal vooral Afrika als voorbeeld nemen, omdat ik de situatie in dat werelddeel het beste ken.
Handel is een transactie tussen twee partijen, de verkoper en de koper. Arabieren en Afrikanen maakten mensen tot slaaf, brachten ze naar de kust en verkochten ze aan Arabische en westerse handelaars. Vanaf begin 19-de eeuw werd de slavenhandel bij wet verboden, in Nederland bijvoorbeeld in 1815, maar ze ging nog oogluikend verder tot het eind van de eeuw. Met de Conventie van Brussel van 1890 werd slavenhandel een misdaad tegen de mensheid en van dan af werd het eerder een intra-Afrikaans gebeuren. De slavernij (het gebruik van slavenarbeid) zelf hield nog langer stand en vele landen hanteerden een soort uitdoof-scenario.
Congoconferentie (of West-Afrikaanse Conferentie) vond van 15 november 1884 tot 26 februari 1885 in Berlijn plaats op uitnodiging van de Duitse bondskanselier Otto von Bismarck en was bedoeld om de vrijheid van handel op Congo en Niger te reguleren. Het staat ook bekend als de Conferentie van Berlijn (hoewel niet te verwarren met het Congres van Berlijn van 1878). Het slotdocument, de Congo Act, vormde de basis voor de opdeling van Afrika in koloniën in de daarop volgende race om Afrika.
Bron: Wikipedia.
Conferentie van Berlijn
De reguliere handel verliep nog redelijk normaal tot eind 19-ste eeuw. Rond 1880 waren er in het binnenland van Congo zeggen en schrijven zeven handelsposten (Nederlandse, Franse en Engelse) actief in Banana, het verst bevaarbare punt op de Congostroom. De goederen werden aangeleverd door de Congolezen en over de prijs werd stevig onderhandeld. Er was één detachement Portugese soldaten aanwezig, dat over één boot beschikte. De handelsposten zelf hadden privébewaking. De koloniale politiek van onderdrukking en plundering van grondstoffen met gedwongen arbeid (ivoor, rubber, ertsen…) begon na de Conferentie van Berlijn in 1885. Hier werd, op initiatief van Bismarck, Afrika verdeeld tussen de belangrijkste landen van Europa. Koning Leopold II kreeg Congo toegewezen. Het was zijn privébezit onder de naam Kongo Vrijstaat tot het in 1908 over ging naar de Belgische staat. Nederland had een paar kolonies in het Caraïbische gebied en later het belangrijkere (huidige) Indonesië. Het waren vooral grote ondernemingen die concessies verwierven en verantwoordelijk waren voor de exploitatie, zoals Union Minière, de Société Géneral, Douwe Egberts, de Nieuwe Afrikaansche Handels-Vennootschap, de Oost Indische Compagnie e.d., dezelfde bedrijven die ook in eigen land verantwoordelijk waren voor uitbuiting van arbeid.
Collectieve aansprakelijkheid
In diezelfde periode waren bij ons kinderen van twaalf jaar tot twaalf uur per dag aan het werk in de weeffabrieken en steenbakkerijen. Het algemeen enkelvoudig stemrecht is in België pas in 1948 ingevoerd. Het is voor mij dan ook een open vraag of je al die mensen collectief aansprakelijk kan stellen voor wat in de kolonie aan het gebeuren was? En kan je schadeloosstelling betalen, wat zeker bespreekbaar moet zijn, met het belastinggeld van al deze mensen, terwijl je de bedrijven en koningshuizen, die rijkdommen verwierven, ongemoeid laat.
De post-koloniale periode
De volgende vraag is dan of de slechte toestand in Afrika na de onafhankelijkheid van de verschillende landen, pakweg vanaf 1950, ook nog kan toegeschreven worden aan de gevolgen van het kolonialisme. Zes op de tien mensen die in extreme armoede leven, d.w.z. een inkomen hebben van minder dan 2,15 dollar per dag, wonen in het Sub-Sahara gebied van Afrika. Dit aantal zal tegen 2030 oplopen tot acht op tien met een verwacht totaal aantal van 389 miljoen extreem arme mensen. In dezelfde periode echter zal dit percentage vooral in Azië dalen van 40 naar 20%.
Er wordt dan gewezen op de gevolgen van het verlies van miljoenen arbeidskrachten door de slavenhandel, op de willekeurige manier waarop de grenzen zijn afgebakend en op het gebrek aan kaderpersoneel door het lage opleidingsniveau van de lokale mensen. Nochtans zijn er onderling grote verschillen tussen de landen, die niet door deze oorzaken kunnen verklaard worden. Een land als Ghana stond eind de jaren ‘50 economisch op het niveau van Zuid-Korea, dat uitgeput aan de grond zat na een lange oorlog. Intussen is het gemiddelde inkomen in Zuid-Korea met een factor 60 toegenomen, in Ghana slechts met een factor vijf. Zuid-Korea koos voor een export-economie, die zeer succesvol was. Ghana koos voor een economie van importsubstitutie (het land produceerde producten die ze tot dan invoerden), wat achteraf een misrekening bleek. Intussen heeft China de Ghanese economie zowat in onderpand in ruil voor infrastructuurwerken.
Cartoon van François Maréchal waarin Europese vorsten een feestmaal vieren met Congo als hoofdgerecht. Hiermee wordt verwezen naar de conferentie van Berlijn (ook wel Congoconferentie genoemd). De cartoon stelt Leopold II prominent in het midden voor, met de Duitse en Russische vorsten aan zijn zijde.
Bron: Wikipedia.
Grote verschillen
In Mali, Burkina Faso en Niger claimen de Russen de ontginning van diamant, goud en uranium in ruil voor militaire hulp van de Wagner-groep. Botswana heeft ongeveer het welvaartsniveau van Hongarije en ook Kenia doet het al bij al goed. In Nigeria heeft zich een belangrijke filmindustrie ontwikkeld. Congo telt dan weer momenteel 5,3 miljoen binnenlandse vluchtelingen, vooral door de oorlogen in Oost-Congo waar naast bendes ook Rwandese troepen actief zijn om de kostbare grondstoffen te bemachtigen. Het land staat hiermee op de tweede plaats na Syrië. Bovendien koos de regering voor een model van extractieve economie: de ontginning van ertsen wordt uitbesteed aan buitenlandse bedrijven en de inkomsten gaan naar een kleine corrupte elite. Voor de bevolking is geen rol van betekenis weggelegd in heel dit verhaal. Het hoeft geen betoog dat hierdoor van ontwikkeling geen sprake kan zijn.
Afrika heeft 20 miljoen nieuwe arbeidsplaatsen per jaar nodig om de verwachte bevolkingsgroei op te vangen en de armoede terug te dringen. Is dit allemaal onze collectieve verantwoordelijkheid? Al deze voorbeelden tonen aan dat naast de invloed van de gevolgen van de kolonisatie zeker ook lokale factoren een grote rol kunnen spelen zoals de aard van het regime en het model van de economie.
De etnografische musea
Ook hier zien we dat eenzelfde narratief wordt doorgetrokken. De musea worden voorgesteld als plaatsen waar een post-koloniale ideologie wordt verspreid en waar gestolen kunst en nationaal cultureel erfgoed worden tentoongesteld en dit moet worden gecorrigeerd door het beleid helemaal om te gooien. Met het tonen van etnografische voorwerpen zou je die volkeren in een onderontwikkelde en minderwaardige positie plaatsen, hun ontvoogding vertragen en de verantwoordelijkheid van het westen in het verhaal van onderontwikkeling ontkennen. De tentoonstellingen moeten niet zozeer gaan over kunst en cultuur, maar over ontvoogding, over herstel van onrecht. Hiermee creëer je een collectief schuldgevoel. Etnografische musea waren tot voor kort getuigen van de geschiedenis en van de (vroegere) culturen van volkeren wereldwijd en die functie spelen ze nu kwijt. Ze verworden tot plaatsen van maatschappelijke discussie over een weliswaar belangrijke, maar toch beperkte periode in hun geschiedenis en het is zeer de vraag of dat hun rol moet zijn.
Hedendaagse Afrikaanse kunst
Een ander discussiepunt gaat over de plaats van de moderne kunst in etnografische musea. Is dat een hedendaagse vorm van etnografische kunst, dan wel een op zich staande richting in de kunst? Als dat laatste het geval is, waarom staat die kunst dan niet in onze musea voor hedendaagse kunst, samen met en op gelijke voet van onze hedendaagse kunstenaars zoals al gebeurde in het Moma en het Louvre? Ze isoleren en ‘verbannen’ naar de etnografische musea getuigt niet van veel respect.
Afgeslankte eenheidsworst
Tenslotte is er ook nog het effect van de fusie van de verschillende musea. Financiële en administratieve samenwerking kan veel geld besparen en efficiëntiewinst meebrengen. Helaas is het effect ook dat een flink deel van de tentoongestelde objecten naar de overvolle depots verhuizen en dat er een soort afgeslankte eenheidsworst wordt getoond. Dat resulteert in een verschraling van de diversiteit in de tentoonstellingen.
Munt van Leopold II, Koning der Belgen, Souvereine heerser over de Vrijstaat Congo.
Moet kunst terug naar het land van herkomst?
Ook in het teruggave-debat is de discussie verre van afgerond. Gestolen kunst moet terug naar de eigenaars, als we die kunnen vinden en wat zij ermee doen zijn onze zaken niet. Maar lang niet alles is gestolen! Er bestond een levendige handel in kunstobjecten, zeer dikwijls via lokale tussenpersonen. In sommige streken zijn de stukken gered van vernieling, bijvoorbeeld in Guinée, waar de Massa-beweging een regelrechte beeldenstorm heeft gehouden op religieuze basis. In Nigeria is bij wet bepaald dat de koninklijke schatten van Benin terug moeten naar de afstammelingen van de vroegere oba (de koning). Nochtans was de oba van Benin een notoir slavenhandelaar, die zich liet betalen in messing manilla’s uit Duitsland en Engeland, waarmee de beroemde bronzen werden gemaakt.
Deze messing armbanden – manillas – werden niet als sieraad, maar als ruilmiddel gebruikt door Europeanen die handel dreven in Afrika. Links: Manilla uit het Rijnland, omstreeks 1500, 10×8 cm. Collectie A. Smit. Rechts: Birmingham Manilla, omstreeks 1840, 6×5,5 cm. Collectie: British Museum
Welk ijkpunt nemen we?
Tevens bestaat er geen eensgezindheid over het tijdsaspect en over wat nu precies cultureel erfgoed is, behalve misschien ten aanzien van archeologische voorwerpen. Als we over teruggave spreken hoe ver gaan we dan terug in de tijd en hoe bepalen we wat erfgoed is en wat niet. Moeten de Egyptische stukken uit Parijs, Londen en Berlijn ook terug naar Egypte? Wat met Griekse en Romeinse stukken? De kunstvoorwerpen die Napoleon overal in Europa heeft meegenomen? Nigeria heeft al de teruggave geeist van kunstwerken die vals bleken te zijn. Moeten we het over laten aan activisten om hierop de antwoorden te geven? Een goed onderbouwde wetgeving is nodig, en voor het ogenblik hebben we enkel het Unesco Verdrag. Intussen kunnen de musea zelf misschien over alternatieve oplossingen onderhandelen, zoals trouwens nu al het geval is. Sommige musea hebben afgezien van de eigendom van de kunstwerken en in ruil, onder bepaalde voorwaarden zoals een billijke financiële vergoeding en het inrichten van tentoonstellingen in het land van herkomst, een langdurig bruikleen verkregen. Dat lijkt mij in elk geval beter dan het weghalen van stukken uit musea of het bedreigen van galleriehouders en verzamelaars.
Het woke debat
De houding tegenover etnografica weerspiegelt zich ook in het ‘woke debat’, vooral dan als het over woord- en taalgebruik gaat. Nochtans is dit niet de essentie van de zaak. ‘Woke’ is alert zijn voor alles wat de kansen op gelijke rechten voor minderheden vermindert of belet en taalgebruik is daar maar een aspect van. Het verbannen van woorden uit de taal zou hieraan getoetst moeten worden en steunen op een algemene conscensus. Voor het n…-woord is dat evident, omdat het verwijst naar de slavernij. Woorden als stam, clan, hut, tovenaar … brengen geen enkel recht in het gedrang en zijn niet denigrerend. We kunnen woorden niet verbannen, omdat één persoon er zich aan stoort. We kunnen het gebruik van dat woord in zijn aanwezigheid vermijden, uit beleefdheid, zonder het evenwel te schrappen uit onze taal. Ook hierover is een grondige discussie nodig.
Besluit
De hervormingen van het museumwezen rond etnografica komen zeer ongelukkig over. Echte liefhebbers van etnografische kunst herkennen zich niet meer in de huidige opstellingen. Het huidige beleid steunt op een discutabel concept waarin alle nuancering is verdwenen. Dringt een diepgaande discussie met alle geïnteresseerden zich niet op?
martinlagrain@telenet.be.