Actueel

Door Tribal Art Community

De kris van Diponegoro

Auteur: David van Duuren

Eindelijk is hij dan toch gevonden: de kris van Diponegoro, de opstandige prins uit de Java Oorlog (1825-1830). De kris was kwijt, zoekgeraakt in het depot van een der Nederlandse musea. Jarenlang is er naar gezocht, want hij moest ergens in Nederland zijn, maar verhuizingen van collecties in het verleden en de slordige administratie en documentatie in de negentiende eeuw waren er de oorzaak van dat de kris zonder bijbehorend historisch verhaal ergens in een lade lag of aan een rek hing vol antieke Javaanse wapens. En er zijn er vele honderden in de Collectie Nederland.

Dipo Negoro, hoofd der muitelinen op Java. Litho C.C.A. last, 1835 Museum van  Wereldculturen TM 1574-32

Er is destijds zo nu en dan onderzoek gedaan in het Amsterdamse Tropenmuseum, het Museum Volkenkunde in Leiden, het Rotterdamse Wereldmuseum, het Legermuseum in Delft en in de verzameling van Museum Bronbeek in Arnhem. Maar dat onderzoek werd niet centraal gecoördineerd, het geschiedde te hooi en te gras. Met het blote oog van een ter zake kundige werd getracht een kris te vinden die er uitsprong, die zo bijzonder was, dat die wel eens de kris van Diponegoro zou kunnen zijn.
Ondergetekende, die een aantal publicaties over de Indonesische kris op zijn naam heeft staan, deed desgevraagd ook mee maar kwam er eveneens niet uit.
Bijbehorende documentaties gaven nooit uitsluitsel en niets wees naar Diponegoro. Een wapen dat een tijd lang in de kluis van Museum Volkenkunde werd bewaard en wachtte op identificatie als mogelijk de kris van Diponegoro, bleek bij nadere inspectie een greep uit Surakarta te hebben. Diponegoro kwam uit Yogyakarta. Maar kennelijk was nu de tijd gekomen voor een definitief onderzoek. Een team, waaronder twee Indonesische deskundigen, heeft de zaak ditmaal grondig aangepakt en uiteindelijk is de bewuste kris gevonden.
De kris – en dat was de bedoeling van het recente onderzoek – gaat terug naar Indonesië in het kader van retournering van belangrijk Indonesisch cultureel erfgoed.
Op de foto van het ANP die 4 maart van dit jaar is vrijgegeven kijken drie tevreden mensen in de lens: de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Ingrid van Engelshoven, de directeur van de inmiddels gefuseerde grote volkenkundige musea Stijn Schoonderwoerd en in hun midden de Indonesische ambassadeur I Gusti Agung Wesaka Puja, die de kris van Diponegoro aan de wereld toont.

Minister van Engelshoven vertegenwoordigt de Nederlandse staat die sinds de grote museumfusie in 2014 eigenaar is van de gehele volkenkundige collectie in het Nationaal Museum van Wereldculturen. Formeel is zij de persoon die de kris teruggegeven heeft aan de Indonesische staat. De kris is aangetroffen in de depotcollectie van Museum Volkenkunde in Leiden (1) waar meer wapens uit Indië liggen die in het verleden geconfisqueerd zijn na neergeslagen lokale opstanden en oorlogen tegen de Nederlandse koloniale overheid. Dit lijkt voor de hand te liggen, immers het Leidse museum was destijds het enige nationale museum onder de Nederlandse volkenkundige musea. Toch werd in 2015 door een conservator aan een erfgoedonderzoeker meegedeeld dat nog uitgebreid was gezocht maar dat geen spoor van de vorstelijke kris uit de Java oorlog was gevonden. (2)

De kris van Diponegoro met goudincrustatie in de vorm van een gekroonde naga tussen een overvloed aan bloemen en bladranken. De houten schede heeft een gladde gouden overschede. De kris met het vroegere collectienummer RV- 360-8084 is nu in het bezit van het Nationaal Museum van Indonesië in Jakarta.


Diponegoro en de Java Oorlog3

Wie Java Oorlog zegt, zegt Diponegoro (1785- 1855), een bekender naam dan die van Hendrik Merkus baron de Kock (1779-1845), de opperbevelhebber van het Nederlands- Indische Leger die de oorlog in het voordeel van Nederland wist te beslechten.
Pangeran (prins) Diponegoro was van vorstelijke bloede, de oudste zoon van sultan Hamengku Buwono III van Yogyakarta. Hij groeide op in een veranderend Java, waarin de Nederlanders onder de gestrenge maarschalk Hendrik Willem Daendels langzamerhand grote invloed kregen en het aanzien en de cultuur van de Vorstenlanden in Midden- Java sterk veranderde. Draconische wetten zoals de verzwaring van belastingen en de invoering van verplichte, onbetaalde arbeid voor de Nederlandse overheden, de zgn. herendiensten, zorgden voor grote ontevredenheid. De adel verarmde en verloor politieke invloed en landerijen waaruit ze een groot deel van hun inkomsten verkregen.
Diponegoro ontwikkelde een diepe haat voor de groeiende Nederlandse heerschappij, die nog gevoed werd door zijn intense omgang met diep religieuze ascetische moslims, santri’s, die op zoek waren naar hogere kennis met een esoterisch en mystiek karakter. Door natuurrampen en misoogsten groeide onder de bevolking een algemene deprivatie die een voedingsbodem bleek te zijn voor oude messianistische verwachtingen. Men wachtte op de komst van de Ratu Adil, de ‘Juiste Koning’, waardoor alles anders zou worden na deze periode van armoede, verval en achteruitgang. Al snel werd de charismatische Diponegoro door een aanzienlijk deel van de Javanen beschouwd als de Ratu Adil.
Persoonlijk had Diponegoro als bastaardzoon van de sultan ook nog moeilijkheden met de troonopvolging in het sultanaat. Het Nederlandse gouvernement, dat al grote invloed had in Yogjakarta, schoof zijn jongere broer naar voren wiens moeder van hogere geboorte was. Bovendien verachtte Diponegoro Javaanse vorsten die loyaal bleven aan Batavia en verdragen sloten met het Nederlandse gezag. Ze werden opgenomen in het koloniale bestuurssysteem en deden daarmee hun voordeel, zoals de Susuhunan en een groot deel van de hofadel van Surakarta. Deze en volgende oorzaken waren de druppels die de spreekwoordelijke emmer deden overlopen en tot gewapende opstand leidden.
Eén ervan was de introductie van tolpoorten op de wegen die werden beheerd door weinig scrupuleuze, woekerende Chinezen die daartoe door de Nederlanders waren aangesteld. De Chinese tollenaars buitten de lokale boeren uit en zorgden voor grote belastingopbrengsten voor het Nederlandse gouvernement.
Een andere oorzaak was de aanleg van een nieuwe weg dwars over het landgoed van Diponegoro, waarbij de graven van zijn voorouders niet werden ontzien. Bovendien werd hij daarbij gekleineerd en getart door de hooggeplaatste Javaanse opzichter van de wegwerkzaamheden die zich helemaal had aangepast aan de moderne tijd. De oorlog barstte los in 1825 onder leiding van Diponegoro, die een groot aantal medestanders achter zich had en enkele uitstekende voorvechters. Een geduchte krijgsmacht! Het werd een strijd die aan Javaanse zijde gekenmerkt werd door guerrillatactieken en aan Nederlandse zijde aanvallen op het sultanspaleis van Yogya, platgebrande dorpen en executies. De oorlog eiste vele doden: meer dan 100.000 onder de Javanen en 15.000 aan Nederlandse zijde. In 1830 werd Diponegoro, die met zijn gevolg met luitenant-generaal De Kock kwam onderhandelen, onverhoeds gearresteerd. Bij zijn arrestatie werd hem zijn kris afgenomen wat zo ongeveer het ergste was dat een Javaan kon overkomen. Voor de prins een enorme vernedering die te vergelijken is met het in het openbaar afrukken van de rangordes en tekens van verdienste van de drager van een officiersuniform. Diponegoro werd verbannen naar Celebes (Sulawesi) waar hij 25 jaar later overleed. De inbeslaggenomen kris werd een jaar later aangeboden aan koning Willem I door legercommandant J.B. Cleerens, die als laatste Diponegoro had opgejaagd. Het wapen werd opgenomen in het Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden in Den Haag waar Willem, een groot liefhebben van kunst en curiosa, sinds 1816 zijn verzamelingen bewaarde. In 1883 viel voor de slecht beheerde collectie het doek en werd de verzameling opgesplitst en over meerdere Nederlandse musea verdeeld.
De etnografica kwam terecht in Leiden en behoort sindsdien tot de collectie van het Museum Volkenkunde in Leiden. (4) Zo ook de kris van Diponegoro.

Naga sasra

De kris die pangeran Diponegoro moest afgeven aan de Nederlandse militairen blijkt een kris te zijn met een gegolfd lemmet en de weergave van een gouden slang tussen een uitbundige versiering van gouden bloem- en bladranken. De kop van de slang is uitgesmeed op de gandik, het ‘aangezicht’ van de kris, zijn kin rust op een driehoekig floraal ornament, een tumpal.

De kopse kant van de klingbasis naast de greep met een leeuwtje tussen gemonteerde gouden florale motieven, een teken van status en rijkdom.


Het is niet zomaar een slang die op de kris is afgebeeld, maar een naga zoals hij lang geleden met het hindoeïsme uit het Zuid-Aziatische subcontinent, tegenwoordig India, naar de Indonesische eilanden is gekomen. De naga is een semigoddelijke draakslang die voorzien is van een kroon en sieraden, volgens de oude mythen een onderaards paleis bewoont en daar de rijkdommen der aarde bewaakt. In sommige gevallen klemt hij dan ook tussen zijn geopende kaken een kleine diamant. De naga verheft zijn geschubde staart en volgt de elf kronkels van het lemmet. De slang is een belangrijk vruchtbaarheidssymbool. Hij gooit periodiek zijn huid af, wat staat voor de vernieuwing van het leven. Er wordt daarom een parallel getrokken tussen de besnijdenis van de jongens, die een deel van hun huid kwijtraken, en het gedrag en de vorm van de slang. Het gaat om een belangrijk fallisch symbool en de kris, al dan niet met een gouden slang, is als het ware een pars pro toto van zijn eigenaar.

Het lemmet van deze kris is stokoud. Beide sneden, ooit scherp, zitten van basis tot punt vol kleine bramen en zijn zeer waarschijnlijk aangetast door de veelvuldige rituele reinigingen met een mengsel van arseen en limoensap. Ook het goudwerk heeft geleden onder de tand des tijds en is op een aantal plaatsen verdwenen. Zo heeft de naga bijna al zijn gouden schubben verloren, alleen het puntje van zijn staart is nog aanwezig. De dikke gouden ornamenten, ook blad- en bloemmotieven, op de kopse kant van de krisbasis, de ganja, zijn beter geconserveerd gebleven en nagenoeg onbeschadigd.
De greep, ukiran, is een niet opzienbarend standaard Yogya-model, wel gesneden uit fraai generfd sierhout. De mendak, de ring tussen de onderzijde van de greep en het lemmet, is van goud of verguld zilver en bezet met kleine diamanten.

Detail van het lemmet met de kop van de slang tussen het lover. In de geopende bek kan een diamant hebben gezeten. Tussen de florale motieven is een liggend hert weergegeven.


De schede, die jonger is dan het lemmet, is tamelijk eenvoudig. De schedemond is van het formele schuitvormige ladrang– type, de overschede, pendok, is van dun onversierd goudblik. Opmerkelijk is dat de overschede een paar lelijke butsen vertoont die niet in overeenstemming zijn met de eerbiedwaardige uitstraling van deze antieke, voorname kris.
Het persbericht waarmee de kris werd gepresenteerd, spreekt van een ‘unieke kris’. Maar dat is hij alleen door zijn historische betekenis, door zijn herstelde connectie met zijn vorige eigenaar, prins Diponegoro. Hebben we het over de fysieke kris zelf, zijn model en uitvoering, dan is het geen uniek wapen. Krissen met een naga sasra-model zijn zeker zeldzaam. Maar vergeleken met alle andere krismodellen die we kennen alleen in procentueel opzicht. Er zijn best veel soortgelijke krissen in westerse openbare en particuliere collecties. Zo sieren twee gekruiste krissen met een naga sasra-lemmet het omslag van een populaire introductie tot de kris. (5)
In de Collectie Nederland worden er meerdere bewaard in Leiden en Amsterdam. Diponegoro’s kris is zonder dat zijn historische identiteit al bekend was in 2009 afgebeeld in de Engelse vertaling van een oude Duitse standaardtekst over krissen en de krissmederij op Java. (6)
Behalve deze kris zijn in Leiden onder meer twee zeer fraaie negentiende-eeuwse exemplaren aanwezig uit Surakarta, geschenken van Susuhunan Paku Buwono IX en van een prins uit het kleine verwante vorstendom Paku Alaman aan gouverneur-generaal Baron Sloet van de Beele (1861-1866). (7)
Ook het Tropenmuseum heeft soortgelijke krissen uit Java en Sumatra. (8)
Het Rijksmuseum heeft een Javaans naga sasra-lemmet met een greep en schede uit Palembang, Sumatra. (9)
Buiten Nederland, waaronder ook natuurlijk Indonesië zelf, zijn ongetwijfeld tal van dit soort krissen te vinden in musea en privéverzamelingen. Kortom, een kris met een naga sasra-lemmet is niet uniek, maar de kris die nu in het Museum Volkenkunde boven water is gekomen onderscheidt zich van alle andere in de geraadpleegde literatuur door zijn grote ouderdom, een krachtige pusaka, en zijn eigen ‘biografie’ die verbonden is met een van de lastigste tegenstanders van het Nederlandse koloniale bewind in de negentiende eeuw.


Noten

  1. En niet in de kelders van het Rijksmuseum in Amsterdam zoals in 1983 werd gesuggereerd door de Nederlandse ambassadeur in Indonesië Lodewijk van Gorkom in een bericht aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag. (Van Beurden 2017, 163).
  2. Van Beurden, idem.
  3. Ontleend aan de beschrijvingen van de oorlog in Van den Doel, p. 39 e.v., en Hagen, p. 310 e.v.
  4. Vgl. Imanse, p. 29; Van Wengen, p. 12 e.v.
  5. Vgl. Frey, The Kris.
  6. Groneman, p. 42.
  7. Ibid, p. 104, 105. Voor een derde Leids exemplaar, zie Van Duuren 2012, p. 164.
  8. Van Duuren 1996, p. 38; Van Brakel et al., p. 212; Jessup, p.29.
  9. Van Duuren 1996, Krissen Rijksmuseum, p. 10, 11


Bibliografie

Beurden, Jos van (2017), Treasures in Trusted Hands. Negotiating the Future of Colonial Cultural Object. Leiden: Sidestone Press.

Brakel, J.H. van, et al. (1987), Budaya Indonesia; kunst en cultuur in Indonesië. Amsterdam: Koninklijk Instituut voor de Tropen.

Doel, H.W. van den (1996), Het rijk van Insulinde; opkomst en ondergang van een Nederlandse kolonie. Amsterdam: Prometheus.

Duuren, David van (1996), De kris. Een aardse benadering van een kosmisch symbool. Amsterdam. Koninklijk Instituut voor de Tropen.

Duuren, David van (1996), ‘Krissen in het Rijksmuseum te Amsterdam’, Aziatische Kunst 26, nr 2, juni 1996 2-17.

Duuren, David van (2012), ‘De slang in Zuidoost- Azië’, in: Wouter Welling, ed. , Goddelijk en griezelig; het geheim van de slang, 164-167. Amsterdam/Berg en Dal: KIT Publishers/ Afrika Museum.

Frey, Edward (2003, 3d. ed.), The Kris Mystic Weapon of the Malay World. New York: Oxford University Press.

Groneman, Isaäc (2009), The Javanese Kris. Preface and Introduction by David van Duuren. Leiden: C. Zwartenkot Art Books/KITLV Press.

Hagen, Piet (2008), Koloniale oorlogen in Indonesië. Vijf eeuwen verzet tegen vreemde overheersing. Amsterdam/Antwerpen: Arbeiderspers.

Imanse, Henrik (2010), De held van Deshima en andere verhalen. Bijzondere verzamelaars en Museum Volkenkunde 1770-2010. Leiden: Museum Volkenkunde.

Jessup, Helen Ibbitson (1990), Court Arts of Indonesia. New York: The Asia Society Galleries/Harry N. Abrams.

Wengen, Ger van (2002), “Wat is er te doen in Volkenkunde?”. De bewogen geschiedenis van het Rijksmuseum voor Volkenkunde in Leiden. Leiden: Rijksmuseum voor Volkenkunde, 2002.

Nawoord

Toen het artikel was geschreven bereikte mij nieuwe informatie. In het Engelstalige Indonesische nieuwsmagazine Tempo (21 april 2020) verscheen het artikel ‘Kiai Naga Siluman Dagger Cuts on Both Sides’, waaruit ik het onderstaande heb gedestilleerd.* Francine Brinkgreve, de conservator- projectleider, verstrekte mij enkele details over het onderzoeksproces.
Kort nadat met zekerheid werd vastgesteld dat de kris van Diponegoro in de collectie van het Leidse Museum Volkenkunde aanwezig was, is hij door de Indonesische ambassadeur en de conservator die het onderzoeksproject leidde naar Indonesië gebracht. Daar werd hij voor het eerst getoond in het presidentieel paleis te Bogor. Persfoto’s tonen de Indonesische president Joko Widodo en zijn vrouw samen met koning Willem-Alexander en koningin Máxima, die op staatsbezoek waren, naast een kleine perspex kubus waarin de kris op museale wijze wordt getoond.
Echter: over de kris van Diponegoro bevindt zich onder de Nederlandse archiefstukken een brief uit 1830 van Sentot Prawirodirdjo, de belangrijkste generaal van de prins, aan ritmeester De Lattre waarin de kris wordt betiteld als Kyai (= heer) Naga Siluman, oftewel ‘de onzichtbare naga’. Op deze brief staat tevens een notitie van de destijds in Nederland wonende Javaanse schilder Raden Saleh waarin hij deze naam bevestigt en verklaart. Deze krisvorm wordt gekenmerkt door de kop van een slang wiens lichaam zich al heel snel oplost in de gegolfde kling en onzichtbaar wordt. Indonesische krisexperts in Jakarta zagen echter geen naga siluman maar een naga sasra, zoals die zojuist beschreven is in mijn artikel. Eerder stelde ondergetekende deze vorm en benaming al vast bij de geselecteerde foto van deze kris in Groneman, p. 42, zoals gezegd nog onkundig van het feit dat het hier ging om de kris van Diponegoro. Door deze ‘ontdekking’ in Indonesië rees nu het vermoeden dat Nederland een andere kris had geretourneerd. Al eerder in Leiden verschilden de meningen van twee uitgenodigde Indonesische krisexperts over de ouderdom van het wapen en de juiste duiding van de gouden symbolen. De discussie werd er niet eenvoudiger op toen een verre nazaat van Diponegoro, Roni Sudewo, suggereerde dat Naga Siluman wel eens de eigennaam zou kunnen zijn van deze specifieke kris Naga Sasra. Een naam die door Diponegoro zou zijn gegeven omdat deze kris overeenkwam met zijn psyche. Onder deze naam zou de kris dan aangeduid zijn in de geraadpleegde archivalia. Hoe dan ook, men is er in Indonesië nog lang niet uit. De directeur van het Nationaal Museum in Jakarta, waar de kris van Diponegoro permanent zal worden geëxposeerd, wacht het eind van de discussie af. Pas dan kan de kris worden voorzien van het juiste verhaal en een correcte voorwerptekst. Rest ons nog te vermelden dat in het beginstadium van het project in Leiden Nederlandse historici waren betrokken die expert zijn in het maken van politiek correcte uitspraken op het juiste moment, maar van Aziatische wapens weinig tot niets afweten. Toni Junus, gerespecteerd Javaans deskundige en auteur van boeken over traditionele krissen, die ook was uitgenodigd om de teruggekeerde kris te inspecteren, was van mening dat er in Nederland niet alleen historici maar ook een krisexpert ingeschakeld had moeten worden. Dat was vreemd genoeg niet het geval.


* Ik ben Raymond Corbey erkentelijk dat hij mij attent maakte op dit artikel.



Vergelijkbare artikelen

Actueel

Herkomstonderzoek

Arnold Wentholt sprak met twee onderzoekers, Daantje van de Linde en Tom Quist.

20 August 2024

Actueel

In memoriam Theo Moody (1938 -2024)

Op 8 juli 2024 overleed Theo Moody. Siebe Rossel en Arnold Wentholt beschrijven zijn werk...

20 August 2024

Actueel, uitgelicht

Een ’tussen kunst & kitsch’ moment: Vijf Wajangpoppen

Pieter van den Hombergh beschrijft een verrassende vondst: vijf Wajang-poppen.

6 June 2024