Dit artikel werd eerder gepubliceerd in het VVE-Jaarboek nummer 5 (2017), pag. 76 – 85
.
Het is oktober 1906, Joh. F. Snelleman (1), directeur van het Museum voor Land- en Volkenkunde te Rotterdam, staat voor een belangrijke beslissing. Hij weet zich geconfronteerd met een groot dilemma: alle gelden beschikbaar voor nieuwe museumaankopen dat jaar zijn al besteed. En juist nu heeft hij de kans een zeer bijzondere Congolese collectie voor het museum te verwerven.
Uitstel naar het nieuwe jaar is geen optie. De kans om een dergelijke unieke collectie te verwerven doet zich maar zelden voor en de concurrentie van de andere musea is groot. Snelleman komt met een uitzonderlijke oplossing, een crowdfundingsactie avant la lettre. Hij besluit de benodigde gelden op te halen bij particulieren: vrienden, kennissen en relaties die het Rotterdamse museum een warm hart toedragen.
Krachtbeeld, Nkisi Nkondi Mangaaka. Dit beeld behoort tot één van de grootste en machtigste typen krachtbeelden dat aan het eind van de19e eeuw in het Neder-Congo gebied gemaakt werd.
Yombe; Chiloango riviergebied, Cabinda (Angola);
eind 19e eeuw. H. 106 cm., B. 45 cm., D. 44 cm. Hout, metaal, kaurischelp, staart van de colobusaap, haar, kleurstof, hars, huid, aardewerk (ogen).
Snelleman’s actie is een succes, vóór 1 januari 1907 heeft hij de benodigde 200 gulden bijeen gebracht. De collectie wordt in de boeken opgenomen als afkomstig van ‘eenige voorstanders van het museum’. Deze wat cryptische aanduiding werd het startpunt voor mijn onderzoek naar de herkomst van deze collectie waaruit een groot aantal stukken te bewonderen waren in de tentoonstelling AFRIKA 010 (2), van 29 april 2016 tot en met 8 januari 2017 gehouden in het Wereldmuseum. De ruimte voor informatie in een tentoonstelling is vaak beperkt, keuzes moeten nu eenmaal worden gemaakt. Gelukkig biedt een artikel in zo’n geval de oplossing. In dit stuk wil ik de resultaten van mijn zoektocht presenteren en het verhaal van de bijzondere ‘Collectie Snel’ met u delen.
In september 1906 zoekt ene Frans Snel contact met directeur Joh. F. Snelleman. Snel is in het bezit van een omvangrijke collectie etnografica uit Congo en ziet zich, wegens een gedwongen verhuizing, genoodzaakt op korte termijn een nieuw onderkomen voor zijn verzameling te zoeken. Het Museum voor Land- en Volkenkunde in Rotterdam lijkt hem de beste bestemming. Snel heeft eind 1905 zijn vader verloren, C. Snel, predikant bij de Ned. Hervormde Kerk te Schipluiden. Omdat zijn moeder na het overlijden van haar man niet nog langer mag blijven wonen in de pastorie moet nu in allerijl de ontruiming geregeld worden. De zorg hiervoor rust op de schouders van Frans die tijdelijk bij zijn moeder inwoonde na zijn terugkeer uit Congo. Snelleman begrijpt de urgentie en komt al gauw bij hem thuis de collectie bekijken die hij later omschrijft als ‘eene fraaie verzameling uit Majoemba (West Afrika).’ (3)
Snelleman is vooral onder de indruk van een paar grote krachtbeelden: ‘Vooral door de beide groote fetisjen is deze verzameling van meer dan gewoon belang.’ Een vooruitziende blik, met name een van deze krachtbeelden (zie foto rechts) behoort tegenwoordig tot de selecte groep van topstukken van het type Mangaaka binnen de internationale Congolese collecties. Inmiddels reist dit krachtbeeld voor menig tentoonstelling de wereld over. (4) Alleen al vanwege deze grote krachtbeelden was Snelleman geneigd tot aankoop van de hele collectie over te gaan. Het museum bezat wel al enkele ‘beelden met spijkers’ (4795, 96 en 98) maar geen was zo groot als Snels exemplaren. Bovendien, dergelijke beelden waren in geen enkele volkenkundige collectie in Nederland te vinden, toen niet en nu nog steeds niet. Wat verder opvalt is de compleetheid van de beelden en de opmerkelijk goede conditie waarin ze bij verwerving verkeren. Een gegeven waardoor ze ook in een ander daglicht kunnen worden bekeken, waarover later meer.
Wie was eigenlijk deze Frans Snel en wat deed hij in Congo? De lezer van de VVV-jaarboeken zal het niet verbazen, Snel was een employé van de Nieuwe Afrikaanse Handelsvereniging (NAHV) (5). Over deze vereniging en zijn medewerkers schreef ik al eerder in ‘Ivoren verhalen’ (VVE-jaarboek 2012) en ‘De collectie Hanken’ (VVE-jaarboek 2015).
Foto’s rechts en linksonder: Krachtbeeld, Nkisi Nkondi Manguco Een van de grootste
en machtigste krachtbeelden. Volgens de verzamelaar ouder dan het meer bekende Mangaaka krachtbeeld van het Wereldmuseum.
Vermoedelijk dateert dit beeld van vóór 1850. De functie en gebruik van dit beeld komt overeen met die van de Nkondi Mangaaka van p. 76.
Yombe; Chiloango riviergebied, Cabinda (Angola); 19e eeuw
H 106 cm., B. 45 cm., D. 32,5 cm. Hout, schelp, ijzer, textiel, plantenvezel, glas, huid
Op 26 maart 1901, een kleine twee weken voor zijn 31ste verjaardag, trad Snel in dienst van deze Rotterdamse firma en vertrok richting Congo waar hij net als alle andere handelsagenten ter plaatse door de hoofdagent een factorij zou krijgen toegewezen van waaruit hij de handelsbelangen van de NAHV zou vertegenwoordigen. Met zijn dertig jaar begon Snel vrij laat aan zijn carrière als handelsagent bij de NHAV. De gemiddelde leeftijd waarop jonge mannen toentertijd toetraden lag rond de twintig jaar.
Ze waren doorgaans afkomstig uit de gegoede burgerij en werden aangetrokken door het avontuur van een verblijf in een ver en vreemd land. Helaas kunnen we alleen gissen naar Snels beweegredenen, in ieder geval had hij nog geen gezin te onderhouden en woonde hij zelfstandig in Rotterdam. Het eerste jaar brengt Snel door op een factorij in de Kasairegio, het stroomgebied van een van de belangrijkste zijtakken van de Kongorivier. Wanneer de handel in dit gebied overgenomen wordt door de Compagnie du Kasai, een concessiebedrijf van de Congo Vrijstaat, krijgt hij van de NAHV het aanbod om over te stappen. Snel weigert omdat hem de voorwaarden van deze maatschappij niet aanstaan en hij verzoekt de hoofdagent zijn contracttijd te mogen uitdienen bij de NHAV (juni 1902). Daarop wordt Snel overgeplaatst naar de factorij te Ambriz, gelegen in het kustgebied van Angola, die hij samen met een andere employé zal beheren. Over de twee jaar die Snel doorbrengt in Ambriz wordt helaas niets meer gemeld in de boeken.
Boven:
Fragmenten uit brief van Frans Snel aan directeur Joh. F. Snelleman,
2 november 1906.
Collectie archief Wereldmuseum
Rotterdam
Pas in een brief van 22 mei 1904 van de hoofdagent te Banana wordt er melding gemaakt dat Snel de leiding zal krijgen over de factorij te Simulambuco in het Neder-Congogebied (6), nog preciezer, in Cabinda (toenmalig Portugees Congo, huidig Angola). Maar als de hoofdagent een jaar later de balans opmaakt blijkt de factorij, ook na een als stimulering bedoelde salarisverhoging voor Snel, onvoldoende winst te maken en oppert de hoofdagent voorzichtig dat ‘Snel daar niet op zijn plaats schijnt te zijn.’ In juni 1905 wordt Snel overgeplaatst naar de palmpittenfactorij te Shinga die diep in het binnenland van Congo ligt (huidige provincie Katanga van de DR Congo): ‘in het Noorden vond ik alles in orde, alleen kan ik niet tevreden zijn over het beheer van Simulambuco factorij door Snel, die daar weinig zaken deed en dus slechte resultaten maakte. Daar Shinga factorij onder J.A. de Moraes goede zaken maakte en het factorijtje dus goed op dreef was, heb ik Snel daar geplaatst op de voorwaarde dat dit de laatste proefneming met hem is.’ (brief hoofdagent Banana, 22 juni 1905).
‘Employe van zeer middelmatig allooi’
Lang is het Snel echter niet gegund om alsnog zijn geschiktheid voor het ambt van handelsagent te bewijzen. Eind 1905 overlijdt zijn vader en Snel doet een verzoek tot repatriëring. Dit wordt hem uiteraard niet geweigerd, maar men zoekt eerst nog een plaatsvervanger voor hem. Pas in mei 1906 (!) kan Snel dan eindelijk vertrekken naar Holland, per schip ‘Ville’. Zijn carrière bij de NHAV eindigt bij dezen eveneens. Hoe hij daar op dat moment zelf over dacht weten wij helaas niet, maar uit de aantekeningen van de hoofdagent wordt wel het standpunt van de NHAV duidelijk: ‘Mocht hij verzoeken terug te komen en door u aangenomen worden, dan bezit hij geen geschiktheid om eene factorij te beheeren.’ (december 1906). Eerder liet deze hoofdagent ook al weten: ‘…hij is niet meer waard, dan hij momenteel verdient. Het is een kalme bedaarde man en dat is ongeveer het eenige goede, dat van hem gezegd kan worden; als employe is hij van zeer middelmatig allooi, en iemand die het in onzen dienst nooit tot een hoogere positie zal brengen, daar hij algeheel gemis aan energie heeft. Voor een zo’n gewoon pitten factorijtje kan hij echter te gebruiken zijn.’ (mei 1906)
Kracht
Niettegenstaande deze weinig vlijende beoordeling van de hoofdagent heeft Snel in die vijf jaar tijd dat hij in het Congo-gebied verbleef duidelijk wel veel energie gestoken in het bijeenbrengen van zijn verzameling, vermoedelijk speelde ook zijn leeftijd en ervaring hierin een rol. De meeste voorwerpen zijn afkomstig uit Mayombe en Cabinda, de gebieden waar hij tussen 1901 en 1905 voor de NHAV afwisselend verbleef.
Rechts: Hoofdtooi. Niet alle hoofddeksels zijn bestemd voor mensen. Deze gevlochten muts werd gedragen door een krachtbeeld van het type Mabialla Mandemba en is
versierd met de staartveren van de grijze roodstaartpapegaai en luipaardnagels.
Snel heeft de muts zonder het krachtbeeld
verworven. Een verklaring hiervoor wordt door hem niet gegeven.
Yombe; Neder-Congogebied; 19e eeuw
H. 14 cm., D. 16 cm. Plantenvezel, veren,
luipaardnagels
De totale collectie Snel bevat bij verkoop precies 100 inventarisnummers en is door hemzelf samengevat in een handzaam overzicht. Van elk voorwerp vermeldt hij zoveel mogelijk in het kort de (inheemse) naam, functie, wijze van gebruik en culturele/geografische herkomst. De inhoud van de collectie varieert van sculpturen tot krachtobjecten, van huisraad tot wapens en van waardigheidstekens tot sieraden. Qua samenstelling lijkt Snels verzameling sterk op de overige collecties uit Congo die in dezelfde periode werden verzameld en aangeboden bij de Nederlandse etnografische musea. Wat opvalt in de collectie Snel is de grote vertegenwoordiging van het aantal voorwerpen dat met ‘kracht’ wordt geassocieerd, zoals krachtbeelden, krachtbundels/amuletten, krachtstaven en dergelijke. Misschien was Snel als domineeszoon meer dan anderen geïnteresseerd in voorwerpen die met het religieuze en magische te maken hadden?
We kunnen het alleen maar vermoeden want waarom hij juist in deze categorie veel verzamelde heeft hij helaas niet genoteerd. Van de grote krachtbeelden heeft Snel wel een kleine studie gemaakt. Hij leverde Snelleman na de verkoop nog een uitgebreid epistel over het ‘precieze’ gebruik van de twee beelden (zie afbeelding onder). Hoewel subjectief en gekleurd vanuit de toenmalige westerse perceptie van de rituelen en gebruiken binnen de Congolese samenleving, biedt zijn relaas anno 2017 nog een interessante blik op hun functie:
Boven: Opstelling in het Museum voor Landen Volkenkunde te Rotterdam. Tegen de achterwand is een deel van de Afrika-opstelling zichtbaar. In de kleine vitrine
middenachter staan twee grote kracht-beelden (10632 en 10633) uit de collectie Frans Snel. (1907-1910, 413474)
Dit is de eerste keer dat deze foto wordt
gepubliceerd. © E. Miedema, Nederlands
Fotomuseum, collectie Wereldmuseum
‘Mangaco & Manguco met Mabialla Mandemba de grootste fetishes ; afkomstig uit Mayomba, Cabinda. De betekenis der spijkers en messen enz in de fetishes geslagen, is de volgende. Door omstandig-heden, welke ook, zal een neger zich willen wreken over een hem aangedaan onrecht etc en begeeft zich naar den houder van den fetish, die hij voor zijn doel heeft uitgekozen. Met een spijker of ander stuk ijzer dat gebruikt kan worden om in den fetish te worden gedreven door middel van een hamer, een steen of ander daartoe dienstig voorwerp, gaat hij voor den fetish staan en begint hem de historie te vertellen.
Al vertellende en klagende en zijn tegenstander verwenschend slaat hij den spijker reeds ’n klein eindje in den fetish, en zoo telkens meer, totdat deze voldoende is ingeslagen en den fetish dus de historie is verhaald en bezworen den misdrijver te dooden of te straffen op welke manier de aanklager ook zal wenschen.
De fetish krijgt daarop ‘n flinke slok sterke drank en wordt door den neger met z’n mond ook daarmede besproeid. Vervolgens wordt den fetishhouder z’n betaling gegeven en zorgt deze dat op eene of andere manier degene, waarvoor de spijker is geslagen, zulks te weten komt, ten einde deze om aan het hem boven ’t hoofd hangende onheil te ontkomen, den spijker door den fetishhouder doe (sic) uittrekken tegen hooge betaling in katoentjes en sterke drank. Is nu de bedreigde niet bij machte om den spijker te doen verwijderen, dan zorgt de fetishhouder er wel voor, dat dezen overkomt, wat voor hem aan den fetish is verzocht (meestal de dood), daar anders de fetish natuurlijk z’n waarde verliest en de fetishhouder z’n gewin.’
(Frans Snel, brief 2-11-1906, Wereldmuseum)
Met geweld
En juist dat laatste feit is van belang. De toestand en compleetheid van deze twee beelden doet vermoeden dat ze beide tot op het allerlaatste moment nog in functie waren. De krachtstoffen en medicijnen – bilongo – (7) in buik, baard en mond zijn nog aanwezig en intact. Bij veel beelden die in andere – westerse – handen overgingen werd de bilongo bewust verwijderd.
Snel vermeldt nergens in zijn brieven of catalogus hoe hij de voorwerpen heeft verworven, alleen waar ze vandaan komen. Misschien vond hij het niet interessant genoeg om te vermelden, maar bij tegenwoordige beschouwing van zijn collectie is dat wel degelijk relevant. Waarom zou de oorspronkelijke eigenaar afstand gedaan hebben van dergelijk grote en belangrijke krachtbeelden? We moeten er serieus rekening mee houden dat deze beelden met geweld aan de eigenaren zijn ontnomen. 8 De Europese machten, waaronder Portugal en de Belgische koning Leopold II met zijn Congo Vrijstaat, probeerden in die tijd steeds meer gebied onder hun invloedsfeer te krijgen door het gezag van de lokale machthebbers te beperken en aan te tasten. Het ‘in beslag nemen’ van krachtobjecten – symbolen van gezag en beschermers van de gemeenschap – door hun soldaten werd daarbij als een legitieme strategie beschouwd en zij hoopten daarmee zoveel mogelijk de lokale tegenstand te breken. Zeker weten doen we het niet, maar misschien heeft Snel een deel van zijn verzameling wel direct gekocht van de Portugese autoriteiten tijdens zijn stationering in Cabinda. Verder onderzoek naar de Nederlandse Congo collectie zal daar mogelijk in de toekomst meer opheldering over kunnen brengen of er uitsluitsel over kunnen geven.
Yombe; Neder- Congogebied; 19e eeuw
Sculptuurtje: H. 10 cm., B. 20 cm.,
met textiel: L. 76 cm. Hout, textiel, staartpennen van het Afrikaans kwaststaartstekelvarken, spiegelglas.
Krachtbeeld Nkisi Nduda Dit krachtobject is
zeer bijzonder want het is een krachtbeeld en krachtbundel ineen. Het beeldje kan
namelijk niet uit zichzelf blijven staan, onder haar ‘rokken’ zit een grote bundel met bilongo (magische stof) verstopt.
Daarnaast is er nog bilongo aangebracht achter het spiegelkastje op de buik en
bovenop het hoofd.
Eindnoten
- Johannes François Snelleman (Rotterdam 1852 – Den Haag 1938) was van 1901 tot begin 1915 directeur van het Museum voor Land- en Volkenkunde te Rotterdam.
- Afrika 010 werd samengesteld voor het Wereldmuseum door gastconservator Paul Faber en onderzoeker Sonja Wijs.
- Brief van Snelleman aan de Commissie van oezicht, gedateerd 30 december 1906. Archief Wereldmuseum.
- De meest recente internationale tentoonstelling was ‘Kongo: Power and Majesty’ in The Metropolitan Museum of Art, New York gehouden van 18 september 2015 tot 3 januari 2016. Op tijd terug voor de tentoonstelling Afrika 010 waarin het beeld een plek kreeg in de zaal met krachtbeelden uit DR Congo.
- De NHAV was voortgekomen uit de in 1857 opgerichtte Rotterdamse firma Kerdijk & Pincoffs, in 1866 overgegaan in de Afrikaansch Handelsvereeniging (AHV), welke eerdere factorijen aan de Neder-Kongo exploiteerde. Na een faillissement in 1879 blies Hendrik Muller Szn. (1819-1898) de onderneming nieuw leven in en richtte de Nieuwe Afrikaansche Handelsvereeniging (nahv) op (Muller, 1977). Daarnaast beheerde Muller onder zijn eigen naam nog een handelsmaatschappij met o.a. factorijen aan de kust van Iberia, Ghana en Mozambique
- xx
- Bilongo heeft een geheime samenstelling, maar kan bestaan uit (graf)aarde, dierlijk materiaal (bloed, bot, huid, haar, veren) en plantaardig materiaal (bladeren, schors, hars, wortel) Zie ook Alisa LaGamma, 2015: p. 221-265
Literatuur
Beumers, Erna e.a. (1996), Africa meets Africa – Collectie Afrika Museum voor Volkenkunde Rotterdam, Rotterdam: Museum voor Volkenkunde
Faber, Paul, Liane van der Linden en René Wassing (red) (1987), Schatten van het Museum voor Volkenkunde, Rotterdam: Museum voor Volkenkunde en Amsterdam: Meulenhoff/ Landshoff
Faber, Paul, Sonja Wijs (2015), afrika 010. Rotterdam: Wereldmuseum Faber, Paul, Sonja Wijs en Daan van Dartel (2011), Africa at the Tropenmuseum, Amsterdam: KIT Press
Greub, Suzanne (ed) (1988), Expressions of Belief. Masterpieces of African, Oceanic and Indonesian Art from the Museum voor Volkenkunde Rotterdam.
New York: Rizzoli Herreman, Frank en Edward. K. de Bock (2011), Afrika & Amerika, Brussel: Mercatorfonds en Rotterdam: Wereldmuseum
LaGamma, Alisa (2015), Kongo: Power & Majesty. New York: The Metropolitan Museum of Art
Muller, Hendrik (1977), Muller, een Rotterdams Zeehandelaar: Hendrik Muller Szn. (1819- 1898), Schiedam: Interbook International
Wijs, S.T. (1998), Toeristenkunst in Neder-Kongo. Een materiële reactie op het contact tussen twee werelden, Universiteit Amsterdam (ongepubliceerd)
Wijs, S.T. (2013), ‘Ivoren verhalen’, in: Jaarboek 2012 Vereniging Vrienden Etnografica (vve), pp. 40-59.
Wijs, S.T. (2015), ‘De collectie Hanken. Een bewogen geschiedenis’, in: Jaarboek 2014 Vereniging Vrienden Etnografica (vve), pp. 7-30
Fotografie
Frederic de Haen (pp.2,3); Erik Hesmerg (pp.4,5); Sonja Wijs (p. 7); Jan van Esch (pp.6,10, 11)